De eerste keer dat we goede olijfolie dronken, fluisterden we een half uur later in de auto: “Ik proef hem nog.” Een ontdekking. Goede olijfolie, zo leerden we daarna uit dikke boeken, doet de drie basissmaken van olijfolie - fruit, bitterheid en peper – in elkaar vloeien. Goede olijfolie, zo bladerden we verder, is olie van jonge olijven. Van véél jonge olijven: er zijn er meer nodig voor dezelfde hoeveelheid olie. 5 tot 15 kg voor 1 liter, terwijl je voor de standaard olie in de supermarkt veel minder nodig hebt.
Veel was er niet nodig. Een hangar buiten Athene, een plastic beker, een klein tapje waar bijna groene olie uit stroomde, een stralende Griek, George. “Dit is mijn olie.” En bam, olijfolie zoals we hem nog nooit geproefd hadden. Later zou het ook onze olie worden, maar op dat moment waren we nog op ontdekking. “In welke fles zou u deze olie doen?” “Van waar komt hij?” “Welke olijven zijn het?” “Wat kost dit per liter?” “We nemen nog contact.”
Maar eigenlijk wisten we het al. Dit was iets wat we nog nergens gevonden hadden. Zelfs niet kenden. Olijfolie thuis was er om in te bakken of frituren, en in Griekenland om over de sla te doen terwijl je nog een paar zinnen afmaakte. Lekker, heerlijk soms, en gezond, maar nooit iets dat je zo kon drinken. Of iets dat niet bij een gerecht kwam, maar er bovenop, als extra ingrediënt om het te verheffen. Dit, zo hadden we eigenlijk al beslist, moesten we delen met anderen.
“Elke Griekse familie zal je vertellen dat haar olie de beste is van het land”, knipoogde George. “Ik dacht dat ook. Mijn familie had wel wat bomen, en elk jaar gingen we naar huis om de nieuwe oogst op te halen. Genoeg olie voor een jaar.” Maar dan verliest George zijn goed betaalde job in de Griekse crisis. Hij is niet jong genoeg om naar het buitenland te trekken en begint zich te verdiepen in wat hij van thuis kent: olijfolie.
En ook hij ontdekt. Hij ontdekt dat Italianen elk jaar de Griekse dorpen afrijden om olijfolie op te kopen en thuis te herverpakken met een duur etiket. Hij ontdekt dat je olijfolie kan laten testen en zo perfect weet wat voor een smaakbom het zal zijn. Hij ontdekt dat er meer Grieken zijn zoals hij: mensen met topjobs in Athene of Thessaloniki die terug naar huis zijn gegaan en met hun nieuwe talenten de oude familiale boomgaarden aanpakken.
Allemaal ontdekken ze. Ze kennen de globalisering, zijn er zelfs het slachtoffer van, en beseffen dat de markt van olijfolie verzadigd is door goedkope mechanische Spaanse olie en duurdere Italiaanse. Daarom werken en zoeken ze: hoe kan dit beter. Hoe wordt ‘mijn olijfolie’ écht de beste van het land. Van Europa. Hoe doen we dat duurzaam, welke planten moeten er tussen de olijfbomen, hoe snoeien we het beste en wanneer.
Geen mens die weet of het zal lukken om Griekenland onder hun schouders weer uit het moeras te tillen. Wij wensen het hen toe van de bodem van ons plastic bekertje. Yia!
Comments