Museumbezoekers, het is me het zootje wel. De ene loopt rechtstreeks naar het topstuk van de collectie om daar een selfie te nemen. De andere begint aan kast 1 (links) om daar aandachtig te lezen dat het steentje in kwestie uit de zesde eeuw voor Christus volgens recent onderzoek een onderdeel zou kunnen zijn van… Een derde flaneert door de zalen en pikt links en rechts een Michelangelo, Rubens of een Vermeer op. En een schattig tafereel waarvan de schilder twee passen later alweer vergeten is.
Wat ook je profiel, moderne musea doen steeds meer hun best om al deze verschillen te overbruggen. Volgestapelde vitrinekasten worden vervangen door een uitgepuurde selectie die in 5 beeldjes hetzelfde verhaal vertelt als in 50. Ook tussen schilderijen komt meer ruimte. Voor een opschrift, een kleur, tijd om het werk te laten bezinken. Het uitgestalde vertelt een ander verhaal. Niet meer ‘kijk eens hoeveel we hebben’, maar ‘kijk eens mee en ontdek dan zelf’. Niet het museum, maar de tentoonstelling en bezoekers staan centraal.
Het Stam in Gent is een voorbeeld van zo’n uitgepuurd museum. Dat brengt op. Opeens zie je wél een stel minuscule dobbelstenen uit de middeleeuwen liggen of raak je ontroerd door een speeltje uit een afvalput. Je hoeft niet meer direct naar het volgende, maar kunt bedenken ‘Aha, daarom moeten de archeologen altijd eerst.’ Er is uitleg voor de meerwaardezoeker, ruimte voor de flaneur, een topstuk voor de foto.
Het principe duikt ook op in tijdelijke tentoonstellingen. Veel van wat het Van Eyck-jaar bracht – ondanks corona – gaf ruimte. Zelfs in het aantal bezoekers. Niet meer met zijn allen op elkaar gestapeld om dat ene stuk te zien, maar in tijdslots. Dat geeft soms minder tijd om te blijven hangen, maar is nooit vervelend. Het verhaal trekt je mee.
Ook in Griekenland breekt de trend door. Natuurlijk zijn er nog tal van plekken waar de kleipotten zij aan zij staan, maar het ondertussen 12 jaar oude Acropolis museum werkt volledig in de ruimte-geest. De vitrines in het prachtige gebouw zijn op één hand te tellen, en als je er een ziet is het telkens weer een ontdekkingstocht. Beelden zijn geschikt in brede periodes, met overal plaats om er volledig rond te wandelen, slechts hier en daar een bordje met uitleg. Bij toeval ontdek je een rode draad. ‘Hier zijn we het afgelopen jaar mee bezig geweest.’ Subtiel, zonder dwang, ontdekken maar.
Het maakt van het museum een plek om terug te keren. Je kan er gewoon zijn, alsof je in een bos wandelt en het verkleuren van de bladeren opmerkt. Er is geen ‘opdracht’, geen educatief programma dat zich tegen je aan komt schurken. De ene keer ontdek je dit, de volgende iets anders.
Is dit het museum van de toekomst? Zowel het Stam als het Acropolis museum zijn relatief nieuwe musea, waar het makkelijk was ruimte te creëren. Moeilijker wordt het als de collectie al tot het plafond opgestapeld staat. Al zie je ook hier de verschuiving. In het vernieuwde Afrika-museum zijn er enkel bij wijze van herinnering nog een paar oude vitrinekasten blijven staan (het museum is er zelf museum geworden). In het Museum van Schone Kunsten in Antwerpen was de trend al merkbaar voor de verbouwing. Zeer benieuwd of dat doorgetrokken wordt.
Een leuk gevolg van de nieuwe aanpak is dat musea eindelijk hun hamstergedrag laten varen. Stukken worden makkelijker uitgeleend dan vroeger, er is zelfs de mogelijkheid om het een en ander terug te geven. Zowel het Afrika-museum als andere ethnografische musea durven het debat over teruggave van al dan niet gestolen voorwerpen eindelijk aan te gaan. Ze merken immers dat hun bezoekers geen volledigheid meer vragen, maar een verhaal.
Misschien zal het Acropolis museum zo op termijn nog vanzelf haar ‘Elgin Marbles’ terugkrijgen. Gewoon omdat het British Museum beseft dat 1 miljoen voorwerpen tentoonstellen (met nog 7 miljoen in de archieven) een verhaal van het verleden is. Al zou het tegen dan kunnen dat het Acropolis museum de boot zelf afhoudt. Iets niet hebben is soms even goed als het wel hebben. Kijk maar naar de rechtvaardige rechters.
Comments