“Een hele week in Kastoria en nergens anders naartoe?” We horen het een paar keer voor we naar het noorden van Griekenland afzakken. Kastoria – vertaal gerust als Bevergem – is een slapend provinciestadje schuin onder Albanië en Bulgarije dat blijkbaar niet echt aanspreekt voor een verblijf langer dan één overnachting. Tenzij als uitvalsbasis misschien, zo reageren enkele eerdere passanten. Maar dan wel een gekke: elke andere interessante plek ligt op minstens anderhalf uur rijden.
Tsja. Het zal aan ons liggen, maar Kastoria heeft ons wel degelijk een week lang beziggehouden. Meer nog, nadat we eerst overwogen om in laatste instantie watervalstad Edessa te bezoeken – een mooie tip van Griekenlandblad Lychnari – kozen we alsnog voor een wandeling langs het meer naar de plaatselijke drakengrot. “De kleinste van de Griekse grotten”, aldus een trotse gids. Maar niet minder indrukwekkend.
Hebben we dan in die week alles van Kastoria gezien, gedronken en gegeten? Het zou eerlijk gezegd kunnen van niet. In deze ‘stad van honderd kerkjes’ schampten we er hooguit langs vijf. En een bontjas kochten we ook al niet. En één keer op restaurant per dag, dat is vaak genoeg. Twee trage toeristen, yes we are.
Ooit deden we het wel, van de ene plek naar de andere rennen. Want in Parijs wilden we dit nog zien of in Londen het andere. Maar ergens onderweg zijn we die aandrang helemaal kwijtgespeeld. “Morgen is een andere dag, en terugkeren kan nog altijd.” Dat werd ons motto. En als je dan iets bezocht of gezien hebt, is het veel leuker om er nog een uur over te zitten kletsen op een terras dan je te hoeven haasten naar iets waarvan je het openingsuur net checkte.
Ligt het aan onszelf of aan Griekenland? Geen idee. Maar we doen al enkele jaren niks liever dan van op een balkonnetje naar het Grieks leven staren. Een bezoek aan een museum mag zo stoffig of onnozel zijn als het wil, keer op keer vertelt het ons iets nieuws over de streek, de geschiedenis, de Grieken zelf. Zien we appelbomen, dan kopen we lokale appels en gaan we die uitgebreid zitten proeven. Zien we lokale vogels, dan doen we die na en verzinnen we gekke namen. We luisteren naar gesprekken, inspecteren het werk van de lokale stadsdienst, ontdekken plaatselijke gebruiken. Gewoon, zoals het komt.
Het is gek, maar sinds we dat zo doen is er een enorme rust en een grote wendbaarheid over ons reizen neergedaald. Niks moet, elk bezoek kan de aanleiding zijn voor een zijstap. Een gesloten deur is geen frustratie meer maar een aanleiding. Geen zin in het ene? Dan het andere. Reizen wordt meanderen. Een ideale mix tussen ontspanning, nieuwsgierigheid en verbanden leggen.
In Kastoria is het heerlijk wandelen langs de oevers van het meer waarin de stad zich situeert. In het riet langs de oever klinkt de roep van de grote karrekiet, in het bos op de heuvel zingt een nachtegaal. Na 8 km wandelen ben je helemaal rond. Op zondag moedig je de roeiwedstrijd aan langs boeien die er heel de week liggen. Op weekdagen vaart de stadsdienst rond met een afvalverzamelaar met schoepen. In het water duiken aalscholvers en futen naar de massa’s lokale vis. Ergens in het diepe schuilt een meerval van bijna twee meter.
Kastoria ademt geschiedenis, maar worstelt met loslaten. De vele bontzaken maakten de stad rijk sinds de zeventiende eeuw, maar de grote huizen staan er alsmaar leger bij. In de binnenstad staat bijna alles te huur, ook langs buiten vallen er gaten. Iconen, die zijn er wel in deze plek die ooit begon bij de bouwer van de Hagia Sophia. De Via Egnatia – van Constantinopel tot de hiel van Italië – voerde gelovigen en onrust aan. Gevochten is er ook. Toen en later. Langs het meer woonden ooit mensen op paalwoningen, ook dat school in de modder.
Kastoria, dat was ook eten. Van appels tot grote bonen – gekweekt voor heel Griekenland – over worsten tot karper en lokale stoverij. De omgeving viel weer samen met het bord, zo hebben we dat graag. Van aan ons tafeltje zagen we wandelaars passeren en hoorden we water kabbelen. Nog een laatste glaasje wijn? Waarom niet.
In de drakengrot van Kastoria groeien de stalagtieten 1 cm per honderd jaar. Terwijl we een laatste keer langs het meer wandelen, knopen de verhalen zich ook in ons aan elkaar. Weer een extra laagje.
Prachtig!
Zo herkenbaar!